DEEL I

TITEL V: UITOEFENING VAN DE BEVOEGDHEDEN VAN DE UNIE

HOOFDSTUK II: BIJZONDERE BEPALINGEN

ARTIKEL I-40: Bijzondere bepalingen inzake het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid

1. De Europese Unie voert een gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid dat berust op de ontwikkeling van de wederzijdse politieke solidariteit van de lidstaten, de bepaling van de aangelegenheden van algemeen belang en de totstandbrenging van een steeds toenemende convergentie van het optreden van de lidstaten.

2. De Europese Raad bepaalt wat de strategische belangen van de Unie zijn en stelt de doelstellingen van haar gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid vast. De Raad geeft invulling aan dit beleid binnen de door de Europese Raad vastgestelde strategische beleidslijnen en overeenkomstig deel III.

3. De Europese Raad en de Raad stellen de nodige Europese besluiten vast.

4. Het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid wordt uitgevoerd door de minister van Buitenlandse Zaken van de Unie en door de lidstaten, die daarbij gebruik maken van de middelen waarover de lidstaten en de Unie beschikken.

5. De lidstaten overleggen in de Europese Raad en in de Raad over iedere aangelegenheid van algemeen belang op het gebied van het buitenlands en veiligheidsbeleid teneinde een gemeenschappelijke aanpak vast te stellen. Iedere lidstaat overlegt met de andere lidstaten in de Europese Raad of in de Raad alvorens internationaal op te treden of verbintenissen aan te gaan die gevolgen kunnen hebben voor de belangen van de Unie. De lidstaten dragen er door onderlinge afstemming van hun optreden zorg voor dat de Unie haar belangen en haar waarden op het internationale toneel kan doen gelden. De lidstaten zijn onderling solidair.

6. Op het gebied van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid stellen de Europese Raad en de Raad met eenparigheid van stemmen Europese besluiten vast, behalve in de in deel III genoemde gevallen. Zij spreken zich uit op initiatief van een lidstaat, op voorstel van de minister van Buitenlandse Zaken van de Unie, of op voorstel van deze minister met steun van de Commissie. Er kunnen geen Europese wetten of kaderwetten worden vastgesteld.

7. De Europese Raad kan met eenparigheid van stemmen bij Europees besluit bepalen dat de Raad in andere dan de in deel III genoemde gevallen met gekwalificeerde meerderheid van stemmen besluit.

8. Het Europees Parlement wordt regelmatig geraadpleegd over de voornaamste aspecten en de fundamentele keuzen op het gebied van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid. Het wordt geïnformeerd over de evolutie daarvan.