DEEL III: BELEID EN WERKING VAN DE UNIE

TITEL IV: ASSOCIATIE VAN DE LANDEN EN GEBIEDEN OVERZEE

ARTIKEL III-288

1. De goederen van oorsprong uit de landen en gebieden profiteren bij hun invoer in de lidstaten van het bij de Grondwet ingestelde verbod op douanerechten tussen de lidstaten.

2. Bij invoer in deze landen en gebieden zijn overeenkomstig artikel III-151, lid 4, douanerechten op goederen uit de lidstaten en uit de andere landen en gebieden verboden.

3. De landen en gebieden kunnen evenwel douanerechten heffen welke in overeenstemming zijn met de eisen van hun ontwikkeling en de behoeften van hun industrialisatie, of welke van fiscale aard zijn en ten doel hebben in hun begrotingsmiddelen te voorzien.

De in de eerste alinea bedoelde rechten mogen niet hoger zijn dan de invoerrechten welke worden geheven op producten uit de lidstaat waarmede elk land of gebied bijzondere betrekkingen onderhoudt.

4. Lid 2 is niet van toepassing op landen en gebieden die uit hoofde van de bijzondere internationale verplichtingen waaraan zij zijn onderworpen, reeds een non-discriminatoir douanetarief toepassen.

5. De heffing of wijziging van douanerechten op de in de landen en gebieden ingevoerde goederen mag noch in rechte noch in feite aanleiding geven tot rechtstreekse of onrechtstreekse discriminatie tussen importen uit verschillende lidstaten.