DEEL III: BELEID EN WERKING VAN DE UNIE

TITEL VI: WERKING VAN DE UNIE

HOOFDSTUK I: INSTITUTIONELE BEPALINGEN

AFDELING 1: INSTELLINGEN

Onderafdeling 1: Europees Parlement
ARTIKEL III-335

1. Het Europees Parlement kiest de Europese ombudsman. Overeenkomstig artikel I-10, lid 2,onder d), en artikel I-49 is deze bevoegd kennis te nemen van klachten van burgers van de Unie of van natuurlijke of rechtspersonen met verblijfplaats of statutaire zetel in een lidstaat, over gevallen van wanbeheer in het optreden van de instellingen, organen of instanties van de Unie, met uitzondering van het Hof van Justitie van de Europese Unie bij de uitoefening van zijn gerechtelijke taak.

Overeenkomstig zijn opdracht stelt de ombudsman, op eigen initiatief dan wel op basis van klachten die hem rechtstreeks of via een lid van het Europees Parlement zijn voorgelegd, de door hem gerechtvaardigd geachte onderzoeken in, behalve wanneer de beweerde feiten het voorwerp van een gerechtelijke procedure uitmaken of hebben uitgemaakt. Indien de ombudsman een geval van wanbeheer vaststelt, legt hij de zaak voor aan de instelling, het orgaan of de instantie in kwestie, die hem binnen een termijn van drie maanden haar, respectievelijk zijn standpunt meedeelt. De ombudsman doet vervolgens een verslag aan het Europees Parlement en aan de instelling, het orgaan of de instantie toekomen. De klager wordt op de hoogte gebracht van het resultaat van de onderzoeken.

De ombudsman brengt jaarlijks verslag uit aan het Europees Parlement over het resultaat van zijn onderzoeken.

2. De ombudsman wordt na iedere verkiezing van het Europees Parlement voor de zittingsduur ervan gekozen. Hij is herkiesbaar.

De ombudsman kan op verzoek van het Europees Parlement door het Hof van Justitie uit zijn ambt worden ontzet, indien hij niet meer aan de eisen voor de uitoefening van het ambt voldoet of op ernstige wijze is tekortgeschoten.

3. De ombudsman oefent zijn ambt volkomen onafhankelijk uit. Bij de vervulling van zijn taken vraagt noch aanvaardt hij instructies van enige instelling, orgaan of instantie. Gedurende zijn ambtsperiode mag de ombudsman geen andere al dan niet bezoldigde beroepswerkzaamheden verrichten.

4. Bij Europese wet stelt het Europees Parlement het statuut van de ombudsman en de algemene voorwaarden voor de uitoefening van het ambt van ombudsman vast. Het Europees Parlement besluit op eigen initiatief, na advies van de Commissie en na goedkeuring door de Raad.