Spanje: altijd pro-Europees

Spanje dankt democratie en welvaart aan Europa

[document-ikoon]De uitslag van het referendum op 20 februari 2005 was niet verrassend.

De meeste Spanjaarden zijn ervan overtuigd dat de toetreding tot de Europese Gemeenschap in 1986 alleen maar goed is geweest. Europa bracht politieke stabiliteit in het land dat pas een decennium bevrijd was van de dictatuur. Europese regels bestreden fraude en corruptie. En met hulp van Europese fondsen voor regionale ontwikkeling nam de welvaart flink toe.

Tegen die achtergrond was de uitslag van het referendum over de grondwet niet verrassend: een ruime meerderheid was vóór. Ook de grootste politieke partijen kunnen zich vinden in de grondwet, zodat ratificatie door het parlement geen probleem zal zijn.

Ondanks de eensgezindheid hebben de partijen flink gesteggeld over de grondwet. Dat gaat terug tot het Verdrag van Nice, waarin net als in de grondwet afspraken werden gemaakt over de stemverhoudingen in de Europese ministerraden. In Nice, in 2000, wist de toenmalige premier Aznar (PP) een grotere stem binnen te halen dan het aantal inwoners van Spanje rechtvaardigde. In het ontwerp voor de grondwet van 2003 werd echter een meer proportionele stemverhouding vastgelegd, minder gunstig voor Spanje. Dat gold ook voor Polen, dat ongeveer even veel inwoners heeft. De weigering van beide landen om concessies te doen was een belangrijke reden voor het mislukken van de gesprekken over de grondwet in 2003.

Na de terreuraanslagen in Madrid in maart 2004 verloor Aznars PP de parlementsverkiezingen. De nieuwe premier, de socialist Zapatero, bleek wel bereid tot een meer evenrediger stemgewicht. Ook in Polen vond een regeringswisseling plaats, en zo konden de regeringsleiders het in juni 2004 eens worden over de grondwet. Uiteraard kreeg Zapatero de toorn van de PP over zich, aangezien hij de Spaanse belangen verspeeld zou hebben.