DEEL III: Beleid en werking van de Unie

TITEL III: INTERN BELEID EN OPTREDEN

HOOFDSTUK IV: RUIMTE VAN VRIJHEID, VEILIGHEID EN RECHT

AFDELING 2: BELEID INZAKE GRENSCONTROLES, ASIEL EN IMMIGRATIE

ARTIKEL III-265

1. De Unie ontwikkelt een beleid dat tot doel heeft:

a) ervoor te zorgen dat personen, ongeacht hun nationaliteit, bij het overschrijden van de binnengrenzen niet worden gecontroleerd;

b) te zorgen voor personencontrole en efficiënte bewaking bij het overschrijden van de buitengrenzen;

c) geleidelijk een geïntegreerd systeem voor het beheer van de buitengrenzen op te zetten.

2. Voor de toepassing van lid 1 worden bij Europese wet of kaderwet maatregelen vastgesteld die betrekking hebben op:

a) het gemeenschappelijk beleid inzake visa en andere verblijfstitels van korte duur;

b) de controles waaraan personen bij het overschrijden van de buitengrenzen worden onderworpen;

c) de voorwaarden waaronder onderdanen van derde landen gedurende een korte periode vrij in de Unie kunnen reizen;

d) de maatregelen die nodig zijn voor de geleidelijke invoering van een geïntegreerd systeem van beheer van de buitengrenzen;

e) het voorkomen dat personen, ongeacht hun nationaliteit, gecontroleerd worden bij het overschrijden van de binnengrenzen.

3. Dit artikel laat de bevoegdheid van de lidstaten inzake de geografische afbakening van hun grenzen overeenkomstig het nationaal recht onverlet.

ARTIKEL III-266

1. De Unie ontwikkelt een gemeenschappelijk beleid inzake asiel, subsidiaire bescherming en tijdelijke bescherming, teneinde iedere onderdaan van een derde land die internationale bescherming behoeft, een passende status te verlenen en de naleving van het beginsel van non-refoulement te garanderen. Dit beleid moet in overeenstemming zijn met het Verdrag van Genève van 28 juli 1951 en het protocol van 31 januari 1967 betreffende de status van vluchtelingen alsmede met de andere toepasselijke verdragen.

2. Voor de toepassing van lid 1 worden bij Europese wet of kaderwet maatregelen vastgesteld betreffende een gemeenschappelijk Europees asielstelsel dat het volgende behelst:

a) een uniforme asielstatus voor onderdanen van derde landen die in de hele Unie geldt;

b) een uniforme subsidiaire-beschermingsstatus voor de onderdanen van derde landen die, als zij geen asiel krijgen in de Europese Unie, internationale bescherming behoeven;

c) een gemeenschappelijk stelsel voor tijdelijke bescherming van ontheemden in geval van een massale toestroom;

d) gemeenschappelijke procedures voor toekenning of intrekking van de uniforme status van asiel of van subsidiaire bescherming;

e) criteria en instrumenten voor de vaststelling van de lidstaat die verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek of van een verzoek om subsidiaire bescherming;

f) normen betreffende de voorwaarden inzake de opvang van asielzoekers of van aanvragers van subsidiaire bescherming;
g) partnerschap en samenwerking met derde landen om de stromen van asielzoekers of aanvragers van subsidiaire of tijdelijke bescherming te beheersen.

3. Indien een of meer lidstaten ten gevolge van een plotselinge toestroom van onderdanen van derde landen in een noodsituatie terechtkomen, kan de Raad op voorstel van de Commissie Europese verordeningen of besluiten met voorlopige maatregelen ten gunste van de betrokken lidstaat of lidstaten vaststellen. De Raad besluit na raadpleging van het Europees Parlement.

ARTIKEL III-267

1. De Unie ontwikkelt een gemeenschappelijk immigratiebeleid, dat erop gericht is in alle stadia te zorgen voor een efficiënt beheer van de migratiestromen, een billijke behandeling van onderdanen van derde landen die legaal op het grondgebied van de lidstaten verblijven, en een intensievere preventie en bestrijding van illegale immigratie en mensenhandel.

2. Voor de toepassing van lid 1 worden bij Europese wet of kaderwet maatregelen vastgesteld die betrekking hebben op de volgende gebieden:

a) de voorwaarden voor toegang en verblijf, en normen betreffende de afgifte door de lidstaten van langlopende visa en verblijfstitels, onder andere met het oog op gezinshereniging;

b) de omschrijving van de rechten van onderdanen van derde landen die legaal in een lidstaat verblijven, alsook de voorwaarden ter regeling van het vrije verkeer en het vrije verblijf in andere lidstaten;

c) illegale immigratie en illegaal verblijf, met inbegrip van verwijdering en repatriëring van illegaal verblijvende personen;

d) bestrijding van mensenhandel, met name handel in vrouwen en kinderen.

3. De Unie kan overeenkomsten met derde landen sluiten waarmee de overname door hun land van oorsprong of herkomst wordt beoogd van onderdanen van derde landen die niet of niet meer voldoen aan de voorwaarden voor binnenkomst, aanwezigheid of verblijf op het grondgebied van een van de lidstaten.

4. Bij Europese wet of kaderwet kunnen maatregelen worden vastgesteld om het optreden van de lidstaten ter bevordering van de integratie van onderdanen van derde landen die legaal op hun grondgebied verblijven, aan te moedigen en te ondersteunen, met uitzondering van enige harmonisering van de wettelijke of bestuursrechtelijke regelingen van de lidstaten.

5. Dit artikel laat het recht van de lidstaten onverlet, zelf te bepalen hoeveel onderdanen van derde landen, afkomstig uit derde landen, tot hun grondgebied worden toegelaten teneinde daar al dan niet in loondienst arbeid te verrichten.

ARTIKEL III-268

Aan het in deze afdeling bedoelde beleid van de Unie en de uitvoering daarvan liggen het beginsel van solidariteit en van billijke verdeling van de verantwoordelijkheden tussen de lidstaten, ook op financieel vlak, ten grondslag. De handelingen van de Unie die uit hoofde van deze afdeling worden vastgesteld, bevatten passende bepalingen voor de toepassing van dit beginsel.