DEEL III: BELEID EN WERKING VAN DE UNIE

TITEL III: INTERN BELEID EN OPTREDEN

HOOFDSTUK V: DE GEBIEDEN WAAROP DE UNIE KAN BESLUITEN ONDERSTEUNEND, COÖRDINEREND, OF AANVULLEND OP TE TREDEN

AFDELING 3: CULTUUR

ARTIKEL III-280

1. De Unie draagt bij tot ontplooiing van de culturen van de lidstaten, onder eerbiediging van de nationale en regionale verscheidenheid van die culturen, maar tegelijk ook de nadruk leggend op het gemeenschappelijk cultureel erfgoed.

2. Het optreden van de Unie is erop gericht de samenwerking tussen de lidstaten aan te moedigen en zo nodig hun activiteiten op de volgende gebieden te ondersteunen en aan te vullen:

a) verbetering van de kennis en verbreiding van de cultuur en de geschiedenis van de Europese volkeren;

b) instandhouding en bescherming van het cultureel erfgoed van Europees belang;

c) culturele uitwisseling op niet-commerciële basis;

d) scheppend werk op artistiek en literair gebied, mede in de audiovisuele sector.

3. De Unie en de lidstaten bevorderen de samenwerking met derde landen en met de voor cultuur bevoegde internationale organisaties, met name met de Raad van Europa.

4. De Unie houdt bij haar optreden uit hoofde van andere bepalingen van de Grondwet rekening met de culturele aspecten, met name om de culturele verscheidenheid te eerbiedigen en te bevorderen.

5. Teneinde bij te dragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen van dit artikel:

a) worden bij Europese wet of kaderwet stimuleringsmaatregelen vastgesteld, met uitzondering van enige harmonisatie van de wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten. De wet of kaderwet wordt vastgesteld na raadpleging van het Comité van de Regio's;

b) neemt de Raad op voorstel van de Commissie aanbevelingen aan.