33. PROTOCOL BETREFFENDE DE AKTEN EN VERDRAGEN WAARBIJ HET VERDRAG TOT OPRICHTING VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAP EN HET VERDRAG BETREFFENDE DE EUROPESE UNIE ZIJN AANGEVULD OF GEWIJZIGD

DE HOGE VERDRAGSLUITENDE PARTIJEN,

OVERWEGENDE dat in artikel IV-437, lid 1, van de Grondwet het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap en het Verdrag betreffende de Europese Unie, alsmede de akten en verdragen waarbij deze verdragen zijn gewijzigd of aangevuld, worden ingetrokken;

OVERWEGENDE dat er een lijst van akten en verdragen als bedoeld in artikel IV-437, lid 1, moet worden opgesteld;

OVERWEGENDE dat de inhoud van artikel 9, lid 7, van het Verdrag van Amsterdam dient te worden overgenomen;

ERAAN HERINNEREND dat de Akte van 20 september 1976 betreffende de verkiezing van de vertegenwoordigers in het Europees Parlement door middel van rechtstreekse algemene verkiezingen van kracht dient te blijven;

HEBBEN OVEREENSTEMMING BEREIKT omtrent de volgende bepalingen, die aan het Verdrag tot vaststelling van een Grondwet voor Europa en aan het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie worden gehecht:

Artikel 1

1. De volgende akten en verdragen, waarbij het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap is aangevuld of gewijzigd, worden ingetrokken:

a) het protocol van 8 april 1965 betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Gemeenschappen, gehecht aan het Verdrag tot instelling van één Raad en één Commissie welke de Europese Gemeenschappen gemeen hebben (PB 152 van 13.7.1967, blz. 13);

b) het Verdrag van 22 april 1970 houdende wijziging van een aantal budgettaire bepalingen van de Verdragen tot oprichting van de Europese Gemeenschappen en van het Verdrag tot instelling van één Raad en één Commissie welke de Europese Gemeenschappen gemeen hebben (PB L 2 van 2.1.1971, blz. 1);

c) het Verdrag van 22 juli 1975 houdende wijziging van een aantal financiële bepalingen van de Verdragen tot oprichting van de Europese Gemeenschappen en van het Verdrag tot instelling van één Raad en één Commissie welke de Europese Gemeenschappen gemeen hebben (PB L 359 van 31.12.1977, blz. 4);

d) het Verdrag van 10 juli 1975 houdende wijziging van een aantal bepalingen van het protocol betreffende de statuten van de Europese Investeringsbank (PB L 91 van 6.4.1978, blz. 1);

e) het Verdrag van 13 maart 1984 houdende wijziging van de Verdragen tot oprichting van de Europese Gemeenschappen voor wat Groenland betreft (PB L 29 van 1.2.1985, blz. 1);

f) de Europese Akte van 17 februari 1986 en 28 februari 1986 (PB L 169 van 29.6.1987, blz. 1);

g) de Akte van 25 maart 1993 tot wijziging van het protocol betreffende de statuten van de Europese Investeringsbank waarbij de Raad van Gouverneurs de bevoegdheid wordt verleend tot de oprichting van een Europees Investeringsfonds (PB L 173 van 7.7.1994, blz. 14);

h) Besluit 2003/223/EG van de Raad in de samenstelling van de staatshoofden en regeringsleiders van 21 maart 2003 inzake een wijziging van artikel 10.2 van de statuten van het Europees Stelsel van Centrale Banken en van de Europese Centrale Bank (PB L 83 van 1.4.2003, blz. 66).

2. Het Verdrag van Amsterdam van 2 oktober 1997 houdende wijziging van het Verdrag betreffende de Europese Unie, de Verdragen tot oprichting van de Europese Gemeenschappen en sommige bijbehorende akten (PB C 340 van 10.11.1997, blz. 1) wordt ingetrokken.

3. Het Verdrag van Nice van 26 februari 2001 houdende wijziging van het Verdrag betreffende de Europese Unie, de Verdragen tot oprichting van de Europese Gemeenschappen en sommige bijbehorende akten (PB C 80 van 10.3.2001, blz. 1) wordt ingetrokken.

Artikel 2

1. Onverminderd de toepassing van artikel III-432 van de Grondwet en van artikel 189 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, stellen de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten in onderling overleg de bepalingen vast die noodzakelijk zijn voor het regelen van bepaalde problemen die eigen zijn aan het Groothertogdom Luxemburg en die voortvloeien uit het instellen van één Raad en één Commissie die de Gemeenschappen gemeen hebben.

2. De Akte betreffende de verkiezing van de vertegenwoordigers in het Europees Parlement door middel van rechtstreekse algemene verkiezingen, gehecht aan Besluit 76/787/EGKS, EEG, Euratom van de Raad (PB L 278 van 8.10.1976, blz. 1), wordt gehandhaafd in de versie die van kracht is op het tijdstip van inwerkingtreding van het Verdrag tot vaststelling van een Grondwet voor Europa. Teneinde deze Akte aan de Grondwet aan te passen, wordt hij als volgt gewijzigd:

a) artikel 1, lid 3, wordt geschrapt;

b) niet van toepassing op de Nederlandse tekst;

c) in artikel 6, lid 2, worden de woorden "van 8 april 1965" geschrapt; de woorden "van de Europese Gemeenschappen" worden vervangen door de woorden "van de Europese Unie";

d) in artikel 7, lid 1, tweede streepje, worden de woorden "Commissie van de Europese Gemeenschappen" vervangen door de woorden "Europese Commissie";

e) in artikel 7, lid 1, derde streepje, worden de woorden "Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen of van het Gerecht van eerste aanleg" vervangen door de woorden "Hof van Justitie van de Europese Unie";

f) in artikel 7, lid 1, vijfde streepje, worden de woorden "Rekenkamer van de Europese Gemeenschappen" vervangen door het woord "Rekenkamer";

g) in artikel 7, lid 1, zesde streepje, worden de woorden "ombudsman van de Europese Gemeenschap" vervangen door de woorden "Europese ombudsman";

h) in artikel 7, lid 1, zevende streepje, worden de woorden "van de Europese Economische Gemeenschap en van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie" vervangen door de woorden "van de Europese Unie";

i) in artikel 7, lid 1, negende streepje, worden de woorden "krachtens de Verdragen tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie" vervangen door de woorden "krachtens het Verdrag tot vaststelling van een Grondwet voor Europa en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie". De woorden "der Gemeenschappen" worden vervangen door de woorden "van de Unie";

j) in artikel 7, lid 1, elfde streepje, worden de woorden "van de instellingen der Europese Gemeenschappen of van de daaraan verbonden gespecialiseerde lichamen of van de Europese Centrale Bank" vervangen door de woorden "van de instellingen, organen of instanties van de Europese Unie";

k) de streepjes van artikel 7, lid 1, worden respectievelijk de punten a) tot en met k);

l) in artikel 7, lid 2, tweede alinea, worden de woorden "het bepaalde in" geschrapt; de streepjes van deze tweede alinea worden respectievelijk de punten a) en b);

m) in artikel 11, lid 2, tweede alinea, worden de woorden "de Gemeenschap" vervangen door de woorden "de Unie"; voor de woorden "een andere verkiezingsperiode" worden de woorden "bij Europees besluit" ingevoegd; de woorden "in de vorige alinea" worden vervangen door de woorden "in de eerste alinea";

n) in artikel 11, lid 3, worden de woorden "Onverminderd artikel 139 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap" vervangen door de woorden "Onverminderd artikel III-336 van de Grondwet";

o) in artikel 14 worden de woorden "te nemen" vervangen door de woorden "vast te stellen"; de woorden "op voorstel" worden vervangen door de woorden "op initiatief"; de woorden "deze maatregelen" worden vervangen door de woorden "de nodige Europese verordeningen en besluiten".