DEEL I

TITEL IV: INSTELLINGEN EN ORGANEN VAN DE UNIE

HOOFDSTUK I: INSTITUTIONEEL KADER

ARTIKEL I-19: De instellingen van de Unie

1. De Unie beschikt over een institutioneel kader, dat ertoe strekt:

- haar waarden uit te dragen,

- haar doelstellingen na te streven,

- haar belangen en de belangen van haar burgers en van de lidstaten te dienen,

- de samenhang, de doeltreffendheid en de continuïteit van haar beleid en haar optreden te verzekeren.

Dit institutioneel kader omvat:

- het Europees Parlement,

- de Europese Raad,

- de Raad van Ministers, (hierna te noemen "de Raad"),

- de Europese Commissie, (hierna te noemen "de Commissie"),

- het Hof van Justitie van de Europese Unie.

2. Iedere instelling handelt binnen de grenzen van de bevoegdheden die haar in de Grondwet zijn toegedeeld en volgens de daarin bepaalde procedures en voorwaarden. De instellingen werken loyaal samen.