DEEL I

TITEL IV: INSTELLINGEN EN ORGANEN VAN DE UNIE

HOOFDSTUK I: INSTITUTIONEEL KADER

ARTIKEL I-22: De voorzitter van de Europese Raad

1. De Europese Raad kiest zijn voorzitter met gekwalificeerde meerderheid van stemmen voor een periode van tweeënhalf jaar. De voorzitter is eenmaal herkiesbaar. Indien de voorzitter verhinderd is of op ernstige wijze tekortschiet, kan de Europese Raad volgens dezelfde procedure zijn mandaat beëindigen.

2. De voorzitter van de Europese Raad:

a) leidt en stimuleert de werkzaamheden van de Europese Raad;

b) zorgt, in samenwerking met de voorzitter van de Commissie en op basis van de werkzaamheden van de Raad Algemene Zaken, voor de voorbereiding en de continuïteit van de werkzaamheden van de Europese Raad;

c) bevordert de samenhang en de consensus binnen de Europese Raad;

d) legt na afloop van iedere bijeenkomst van de Europese Raad een verslag voor aan het Europees Parlement.

De voorzitter van de Europese Raad zorgt op zijn niveau en in zijn hoedanigheid voor de externe vertegenwoordiging van de Unie in aangelegenheden die onder het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid vallen, onverminderd de aan de minister aan Buitenlandse Zaken van de Unie toegedeelde bevoegdheden.

3. De voorzitter van de Europese Raad kan geen nationaal mandaat uitoefenen.