DEEL III: Beleid en werking van de Unie

TITEL III: INTERN BELEID EN OPTREDEN

HOOFDSTUK II: HET ECONOMISCH EN MONETAIR BELEID

AFDELING 2: HET MONETAIR BELEID

ARTIKEL III-185

1. Het hoofddoel van het Europees Stelsel van Centrale Banken is het handhaven van prijsstabiliteit. Onverminderd deze doelstelling, ondersteunt het Europees Stelsel van Centrale Banken het algemene economisch beleid in de Unie teneinde bij te dragen tot de verwezenlijking van haar doelstellingen als omschreven in artikel I-3. Het Europees Stelsel van Centrale Banken handelt in overeenstemming met het beginsel van een open markteconomie met vrije mededinging, waarbij een doelmatige allocatie van middelen wordt bevorderd, en onder eerbiediging van de in artikel III-177 bepaalde beginselen.

2. De door het Europees Stelsel van Centrale Banken uit te voeren fundamentele taken zijn:

a) het bepalen en uitvoeren van het monetair beleid van de Unie;

b) het verrichten van valutamarktoperaties in overeenstemming met artikel III-326;

c) het aanhouden en beheren van de officiële externe reserves van de lidstaten;

d) het bevorderen van een goede werking van het betalingsverkeer.

3. Lid 2, onder c), laat het aanhouden en beheren van werksaldi in buitenlandse valuta's door de regeringen van de lidstaten onverlet.

4. De Europese Centrale Bank wordt geraadpleegd:

a) over elk voorstel voor een handeling van de Unie op de gebieden die onder haar bevoegdheden vallen;

b) door de nationale autoriteiten over elk ontwerp van wettelijke bepaling op de gebieden die onder haar bevoegdheden vallen, doch binnen de grenzen en onder de voorwaarden die de Raad volgens de procedure van artikel III-187, lid 4, vaststelt.

De Europese Centrale Bank kan over aangelegenheden op de gebieden die onder haar bevoegdheden vallen, advies uitbrengen aan de instellingen, organen en instanties van de Unie en aan nationale autoriteiten.

5. Het Europees Stelsel van Centrale Banken draagt bij tot een goede beleidsvoering door de bevoegde autoriteiten ten aanzien van het bedrijfseconomisch toezicht op kredietinstellingen en de stabiliteit van het financiële stelsel.

6. Bij Europese wet van de Raad kunnen aan de Europese Centrale Bank specifieke taken betreffende het beleid op het gebied van het bedrijfseconomisch toezicht op kredietinstellingen en andere financiële instellingen, met uitzondering van verzekeringsondernemingen, worden opgedragen. De Raad besluit met eenparigheid van stemmen na raadpleging van het Europees Parlement en van de Europese Centrale Bank.

ARTIKEL III-186

1. De Europese Centrale Bank heeft het alleenrecht, machtiging te geven tot de uitgifte van bankbiljetten in euro's binnen de Unie. De Europese Centrale Bank en de nationale centrale banken mogen deze bankbiljetten uitgeven. De door de Europese Centrale Bank en de nationale centrale banken uitgegeven bankbiljetten zijn de enige bankbiljetten die binnen de Unie de hoedanigheid van wettig betaalmiddel hebben.

2. De lidstaten kunnen munten in euro's uitgeven, mits de omvang van de uitgifte door de Europese Centrale Bank wordt goedgekeurd.

De Raad kan bij Europese verordening op voorstel van de Commissie maatregelen vaststellen om de nominale waarden en technische specificaties van de voor circulatie bestemde munten te harmoniseren, voorzover dit nodig is voor een goede circulatie van munten binnen de Unie. De Raad besluit na raadpleging van het Europees Parlement en van de Europese Centrale Bank.

ARTIKEL III-187

1. Het Europees Stelsel van Centrale Banken wordt bestuurd door de besluitvormende organen van de Europese Centrale Bank, te weten de Raad van bestuur en de directie.

2. Het statuut van het Europees Stelsel van Centrale Banken is opgenomen in het protocol tot vaststelling van het statuut van het Europees Stelsel van Centrale Banken en van de Europese Centrale Bank.

3. Artikel 5, leden 1, 2 en 3, de artikelen 17 en 18, artikel 19, lid 1, de artikelen 22, 23, 24 en 26, artikel 32, leden 2, 3, 4 en 6, artikel 33, lid 1, onder a), en artikel 36 van het statuut van het Europees Stelsel van Centrale Banken en van de Europese Centrale Bank kunnen bij Europese wet worden gewijzigd:

a) hetzij op voorstel van de Commissie en na raadpleging van de Europese Centrale Bank;

b) hetzij op aanbeveling van de Europese Centrale Bank en na raadpleging van de Commissie.

4. De in artikel 4, artikel 5, lid 4, artikel 19, lid 2, artikel 20, artikel 28, lid 1, artikel 29, lid 2, artikel 30, lid 4, en artikel 34, lid 3, van het statuut van het Europees Stelsel van Centrale Banken en van de Europese Centrale Bank bedoelde maatregelen worden door de Raad bij Europese verordening of Europees besluit vastgesteld. De Raad besluit na raadpleging van het Europees Parlement:

a) hetzij op voorstel van de Commissie en na raadpleging van de Europese Centrale Bank;

b) hetzij op aanbeveling van de Europese Centrale Bank en na raadpleging van de Commissie.

ARTIKEL III-188

Bij de uitoefening van de bevoegdheden en het vervullen van de taken en plichten die bij de Grondwet en het statuut van het Europees Stelsel van Centrale Banken en van de Europese Centrale Bank aan hen zijn opgedragen, is het noch de Europese Centrale Bank, noch een nationale centrale bank, noch enig lid van hun besluitvormende organen toegestaan, instructies te vragen aan dan wel te aanvaarden van instellingen, organen of instanties van de Unie, van regeringen van lidstaten of van enige andere instantie. De instellingen, organen en instanties van de Unie en de regeringen van de lidstaten verplichten zich ertoe dit beginsel te eerbiedigen en niet te trachten de leden van de besluitvormende organen van de Europese Centrale Bank of van de nationale centrale banken bij de uitvoering van hun taken te beïnvloeden.

ARTIKEL III-189

Iedere lidstaat draagt er zorg voor dat zijn nationale wetgeving, met inbegrip van het statuut van zijn nationale centrale bank, verenigbaar is met de Grondwet en met het statuut van het Europees Stelsel van Centrale Banken en van de Europese Centrale Bank.

ARTIKEL III-190

1. Ter uitvoering van de aan het Europees Stelsel van Centrale Banken opgedragen taken worden door de Europese Centrale Bank, overeenkomstig de Grondwet en onder de voorwaarden van het statuut van het Europees Stelsel van Centrale Banken en van de Europese Centrale Bank:

a) Europese verordeningen vastgesteld voorzover nodig voor de uitvoering van de taken omschreven in artikel 3, lid 1, onder a), artikel 19, lid 1, artikel 22 en artikel 25, lid 2, van het statuut van het Europees Stelsel van Centrale Banken en van de Europese Centrale Bank, alsmede in de gevallen die worden bepaald in de in artikel III-187, lid 4, bedoelde Europese verordeningen en besluiten;

b) de Europese besluiten vastgesteld die nodig zijn voor de uitvoering van de door de Grondwet en het statuut van het Europees Stelsel van Centrale Banken aan het Europees stelsel van Centrale Banken opgedragen taken;

c) aanbevelingen en adviezen vastgesteld.

2. De Europese Centrale Bank kan besluiten haar Europese besluiten, aanbevelingen en adviezen openbaar te maken.

3. De Raad stelt volgens de procedure van artikel III-187, lid 4, de Europese verordeningen vast ter bepaling van de grenzen en voorwaarden waarbinnen de Europese Centrale Bank gerechtigd is om ondernemingen boeten of dwangsommen op te leggen bij niet-naleving van haar Europese verordeningen en besluiten.

ARTIKEL III-191

Onverminderd de bevoegdheden van de Europese Centrale Bank, worden bij Europese wet of kaderwet de maatregelen vastgesteld die nodig zijn voor het gebruik van de euro als enige munteenheid. De Europese wet of kaderwet wordt vastgesteld na raadpleging van de Europese Centrale Bank.