DEEL III: BELEID EN WERKING VAN DE UNIE

TITEL III: INTERN BELEID EN OPTREDEN

HOOFDSTUK III: BELEID OP ANDERE GEBIEDEN

AFDELING 5: HET MILIEU

ARTIKEL III-234

1. Bij Europese wet of kaderwet worden de maatregelen vastgesteld om de in artikel III-233 genoemde doelstellingen te verwezenlijken. De wet of kaderwet wordt vastgesteld na raadpleging van het Comité van de Regio's en van het Economisch en Sociaal Comité.

2. In afwijking van lid 1 en onverminderd artikel III-172, stelt de Raad met eenparigheid van stemmen Europese wetten of kaderwetten vast met betrekking tot:

a) bepalingen van in hoofdzaak fiscale aard;

b) maatregelen die van invloed zijn op:
i) de ruimtelijke ordening;

ii) het kwantitatieve waterbeheer of, rechtstreeks of onrechtstreeks, de beschikbaarheid van de watervoorraden;

iii) de bodembestemming, met uitzondering van het afvalstoffenbeheer;

c) maatregelen die van aanzienlijke invloed zijn op de keuze van een lidstaat tussen verschillende energiebronnen en de algemene structuur van zijn energievoorziening.

De Raad kan, op voorstel van de Commissie, met eenparigheid van stemmen een Europees besluit vaststellen waarbij de gewone wetgevingsprocedure van toepassing wordt verklaard op de in de eerste alinea genoemde gebieden.

De Raad besluit in alle gevallen na raadpleging van het Europees Parlement, van het Comité van de Regio's en van het Economisch en Sociaal Comité.

3. Bij Europese wet worden algemene actieprogramma's vastgesteld waarin de te verwezenlijken prioritaire doelstellingen worden vastgelegd. Deze wet wordt vastgesteld na raadpleging van het Comité van de Regio's en van het Economisch en Sociaal Comité.

De voor de uitvoering van die programma's nodige maatregelen worden vastgesteld overeenkomstig lid 1, respectievelijk lid 2.

4. Onverminderd bepaalde door de Unie vastgestelde maatregelen, dragen de lidstaten zorg voor de financiering en de uitvoering van het milieubeleid.

5. Onverminderd het beginsel dat de vervuiler betaalt, omvat een op grond van lid 1 vastgestelde maatregel die voor de overheid van een lidstaat onevenredig hoge kosten met zich meebrengt tevens:
a) ontheffingen van tijdelijke aard, en/of

b) financiële steun uit het cohesiefonds.

6. De beschermende maatregelen die worden vastgesteld uit hoofde van dit artikel, beletten niet dat een lidstaat verdergaande beschermende maatregelen vaststelt. Zulke maatregelen moeten verenigbaar zijn met de Grondwet. Zij worden ter kennis gebracht van de Commissie.