20. PROTOCOL BETREFFENDE DE POSITIE VAN DENEMARKEN

DE HOGE VERDRAGSLUITENDE PARTIJEN,

HERINNEREND aan het besluit van de staatshoofden en regeringsleiders, in het kader van de Europese Raad in Edinburgh bijeen op 12 december 1992, met betrekking tot bepaalde problemen die Denemarken met betrekking tot het Verdrag betreffende de Europese Unie aan de orde heeft gesteld;

KENNIS GENOMEN HEBBEND van de positie van Denemarken met betrekking tot het burgerschap, de economische en monetaire unie, het defensiebeleid en justitie en binnenlandse zaken zoals neergelegd in het besluit van Edinburgh;

ZICH BEWUST van het feit dat de handhaving, in het kader van de Grondwet, van de wettelijke regeling die voortvloeit uit het besluit van Edinburgh de deelneming van Denemarken op belangrijke gebieden van samenwerking van de Unie aanzienlijk zal beperken, en dat het in het belang van de Unie is de integriteit van het acquis op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht te waarborgen;

WENSEND om die reden een wettelijk kader vast te stellen dat Denemarken de mogelijkheid geeft deel te nemen aan de vaststelling van maatregelen die voorgesteld worden uit hoofde van deel III, titel III, hoofdstuk IV van de Grondwet, en met waardering voor het voornemen van Denemarken om van die mogelijkheid gebruik te maken wanneer dat volgens zijn grondwettelijke bepalingen mogelijk is;

ER NOTA VAN NEMEND dat Denemarken de overige lidstaten niet zal beletten hun samenwerking verder te versterken met betrekking tot maatregelen die voor Denemarken niet verbindend zijn;

INDACHTIG het protocol tot opneming van het Schengenacquis in het kader van de Europese Unie,

HEBBEN OVEREENSTEMMING BEREIKT omtrent de volgende bepalingen, die aan het Verdrag tot vaststelling van een Grondwet voor Europa worden gehecht:

DEEL I

Artikel 1

Denemarken neemt niet deel aan de vaststelling door de Raad van overeenkomstig deel III, titel III, hoofdstuk IV, van de Grondwet voorgestelde handelingen. Voor handelingen van de Raad die met eenparigheid van stemmen moeten worden vastgesteld, is eenparigheid van de leden van de Raad vereist, met uitzondering van de vertegenwoordiger van de Deense regering.

Voor de toepassing van dit artikel wordt onder gekwalificeerde meerderheid van stemmen verstaan ten minste 55 % van de leden van de Raad die de deelnemende lidstaten vertegenwoordigen waarvan de bevolking ten minste 65 % uitmaakt van de bevolking van die staten.

Een blokkerende minderheid moet ten minste uit het minimumaantal van de leden van de Raad bestaan die meer dan 35 % van de bevolking van de deelnemende lidstaten vertegenwoordigen, plus één lid; in het andere geval wordt de gekwalificeerde meerderheid van stemmen geacht te zijn verkregen.

In afwijking van de tweede en de derde alinea wordt, wanneer de Raad niet besluit op voorstel van de Commissie of van de minister van Buitenlandse Zaken van de Unie, onder de vereiste gekwalificeerde meerderheid van stemmen verstaan ten minste 72 % van de leden van de Raad die de deelnemende lidstaten vertegenwoordigen waarvan de bevolking ten minste 65 % uitmaakt van de bevolking van die staten.

Artikel 2

Deel III, titel III, hoofdstuk IV, van de Grondwet, de overeenkomstig dat hoofdstuk vastgestelde maatregelen, de door de Unie overeenkomstig dat hoofdstuk gesloten internationale overeenkomsten en de beslissingen van het Hof van Justitie van de Europese Unie ter uitlegging van deze bepalingen of maatregelen zijn niet verbindend voor, noch van toepassing op Denemarken. Bedoelde bepalingen, maatregelen en beslissingen laten de bevoegdheden, rechten en verplichtingen van Denemarken onverlet. Bedoelde bepalingen, maatregelen en beslissingen laten het acquis communautaire en het acquis van de Unie geheel onverlet en maken geen deel uit van het recht van de Unie, zoals die op Denemarken van toepassing zijn.

Artikel 3

Voor Denemarken hebben de in artikel 1 bedoelde maatregelen geen andere financiële gevolgen dan de ermee gepaard gaande administratieve kosten voor de instellingen.

Artikel 4

1. Denemarken beslist binnen een termijn van zes maanden na de vaststelling van een maatregel van de Raad ter uitwerking van het Schengenacquis die onder deel I van dit protocol valt, of het deze maatregel in nationaal recht omzet. Indien Denemarken daartoe beslist, schept deze maatregel een internationaalrechtelijke verplichting tussen Denemarken en de andere lidstaten die door de maatregel gebonden zijn.

Indien Denemarken beslist een dergelijke maatregel niet toe te passen, overwegen de lidstaten die door die maatregel gebonden zijn en Denemarken welke passende stappen moeten worden ondernomen.

2. De rechten en plichten die vóór de inwerkingtreding van het Verdrag tot vaststelling van een Grondwet voor Europa bestonden met betrekking tot het Schengenacquis, blijven voor Denemarken gelden.

DEEL II

Artikel 5

Wat betreft de maatregelen die door de Raad worden vastgesteld op grond van artikel I-41, artikel III-295, lid 1, en de artikelen III-309 tot en met III-313 van de Grondwet, neemt Denemarken niet deel aan de uitwerking en de uitvoering van de besluiten en het optreden van de Unie welke gevolgen hebben op defensiegebied. Daarom neemt Denemarken niet deel aan de vaststelling van die besluiten en dat optreden. Denemarken belet de overige lidstaten niet hun samenwerking op dit gebied verder te ontwikkelen. Denemarken is niet verplicht bij te dragen aan de financiering van operationele uitgaven die voortvloeien uit dergelijke maatregelen, noch om militaire vermogens ter beschikking van de Unie te stellen.

Voor handelingen van de Raad die met eenparigheid van stemmen moeten worden vastgesteld, is eenparigheid van de leden van de Raad vereist, met uitzondering van de vertegenwoordiger van de Deense regering.

Voor de toepassing van dit artikel wordt onder gekwalificeerde meerderheid van stemmen verstaan ten minste 55 % van de leden van de Raad die de deelnemende lidstaten vertegenwoordigen waarvan de bevolking ten minste 65 % uitmaakt van de bevolking van die staten.

Een blokkerende minderheid moet ten minste uit het minimumaantal van de leden van de Raad bestaan die meer dan 35 % van de bevolking van de deelnemende lidstaten vertegenwoordigen, plus één lid; in het andere geval wordt de gekwalificeerde meerderheid van stemmen geacht te zijn verkregen.

In afwijking van de derde en de vierde alinea wordt, wanneer de Raad niet besluit op voorstel van de Commissie of van de minister van Buitenlandse Zaken van de Unie, onder de vereiste gekwalificeerde meerderheid van stemmen verstaan ten minste 72 % van de leden van de Raad die de deelnemende lidstaten vertegenwoordigen waarvan de bevolking ten minste 65 % uitmaakt van de bevolking van die staten.

DEEL III

Artikel 6

Dit protocol is ook van toepassing op de maatregelen die van kracht blijven uit hoofde van artikel IV-438 van de Grondwet en die vóór de inwerkingtreding van het Verdrag tot vaststelling van een Grondwet voor Europa vielen onder het protocol betreffende de positie van Denemarken, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en aan het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap.

Artikel 7

De artikelen 1, 2 en 3 zijn niet van toepassing op de maatregelen tot bepaling van de derde landen waarvan de onderdanen bij overschrijding van de buitengrenzen van de lidstaten in het bezit moeten zijn van een visum of op de maatregelen betreffende een uniform visummodel.

DEEL IV

Artikel 8

Denemarken kan te allen tijde overeenkomstig zijn grondwettelijke bepalingen de andere lidstaten mededelen dat het niet langer een beroep wenst te doen op dit protocol in zijn geheel of op gedeelten ervan. In dat geval past Denemarken alle geldende desbetreffende maatregelen die in het kader van de Unie zijn genomen, volledig toe.

Artikel 9

1. Denemarken kan te allen tijde, onverminderd artikel 8, overeenkomstig zijn grondwettelijke bepalingen de andere lidstaten ervan in kennis stellen dat deel I met ingang van de eerste dag van de maand volgend op de kennisgeving, bestaat uit de bepalingen van de bijlage. In dat geval worden de artikelen 5 tot en met 9 dienovereenkomstig hernummerd.

2. Zes maanden nadat de in lid 1 bedoelde kennisgeving van kracht is geworden, worden het volledige Schengenacquis en alle maatregelen die genomen zijn om dat acquis te ontwikkelen, die tot dan ten aanzien van Denemarken verbindend waren als internationaalrechtelijke verplichtingen, voor Denemarken verbindend uit hoofde van het recht van de Unie.

BIJLAGE

Artikel 1

Onder voorbehoud van artikel 3 neemt Denemarken niet deel aan de vaststelling door de Raad van de overeenkomstig deel III, titel III, hoofdstuk IV, van de Grondwet voorgestelde handelingen. Voor handelingen van de Raad die met eenparigheid van stemmen moeten worden vastgesteld, is eenparigheid van de leden van de Raad vereist, met uitzondering van de vertegenwoordiger van de Deense regering.

Voor de toepassing van dit artikel wordt onder gekwalificeerde meerderheid van stemmen verstaan ten minste 55 % van de leden van de Raad die de deelnemende lidstaten vertegenwoordigen waarvan de bevolking ten minste 65 % uitmaakt van de bevolking van die staten.

Een blokkerende minderheid moet ten minste uit het minimumaantal van de leden van de Raad bestaan die meer dan 35 % van de bevolking van de deelnemende lidstaten vertegenwoordigen, plus één lid; in het andere geval wordt de gekwalificeerde meerderheid van stemmen geacht te zijn verkregen.

In afwijking van de tweede en de derde alinea wordt, wanneer de Raad niet besluit op voorstel van de Commissie of van de minister van Buitenlandse Zaken van de Unie, onder de vereiste gekwalificeerde meerderheid van stemmen verstaan ten minste 72 % van de leden van de Raad die de deelnemende lidstaten vertegenwoordigen waarvan de bevolking ten minste 65 % uitmaakt van de bevolking van die staten.

Artikel 2

Ingevolge artikel 1 en onder voorbehoud van de artikelen 3, 4 en 6 zijn deel III, titel III, hoofdstuk IV, van de Grondwet, de overeenkomstig dat hoofdstuk vastgestelde maatregelen, de door de Unie overeenkomstig dat hoofdstuk gesloten internationale overeenkomsten en de beslissingen van het Hof van Justitie van de Europese Unie ter uitlegging van die bepalingen of maatregelen niet verbindend voor, noch van toepassing op Denemarken. Bedoelde bepalingen, maatregelen en beslissingen laten de bevoegdheden, rechten en verplichtingen van Denemarken onverlet. Bedoelde bepalingen, maatregelen en beslissingen laten het acquis communautaire en het acquis van de Unie geheel onverlet en maken geen deel uit van het recht van de Unie, zoals die op Denemarken van toepassing zijn.

Artikel 3

1. Binnen een termijn van drie maanden na de indiening van een voorstel of een initiatief bij de Raad overeenkomstig deel III, titel III, hoofdstuk IV, van de Grondwet kan Denemarken de voorzitter van de Raad er schriftelijk van in kennis stellen dat het wenst deel te nemen aan de vaststelling en de toepassing van de voorgestelde maatregel, waarna deze staat daartoe gerechtigd is.

2. Indien een maatregel als bedoeld in lid 1 na een redelijke termijn niet met deelneming van Denemarken kan worden vastgesteld, kan de Raad de in lid 1 bedoelde maatregel overeenkomstig artikel 1 vaststellen zonder deelneming van Denemarken. In dat geval is artikel 2 van toepassing.

Artikel 4

Na de vaststelling van een maatregel overeenkomstig deel III, titel III, hoofdstuk IV, van de Grondwet kan Denemarken de Raad en de Commissie er te allen tijde van in kennis stellen dat het voornemens is die maatregel te aanvaarden. In dat geval is de procedure van artikel III-420, lid 1, van de Grondwet van overeenkomstige toepassing.

Artikel 5

1. De in artikel 4 bedoelde kennisgeving vindt uiterlijk zes maanden na de definitieve vaststelling van een maatregel plaats, indien die maatregel een uitwerking van het Schengenacquis inhoudt.

Indien Denemarken aangaande die maatregelen de in de artikelen 3 en 4 bedoelde kennisgeving nalaat, overwegen de lidstaten die door die maatregelen gebonden zijn en Denemarken welke passende stappen moeten worden.

2. Een kennisgeving overeenkomstig artikel 3 met betrekking tot maatregelen die een uitwerking van het Schengenacquis inhouden, wordt onherroepelijk geacht een kennisgeving overeenkomstig artikel 3 te zijn ten aanzien van voorstellen of initiatieven die een uitwerking van die maatregel inhouden, voorzover die voorstellen of initiatieven een uitwerking van het Schengenacquis inhouden.

Artikel 6

Indien Denemarken, in gevallen als bedoeld in dit deel, gebonden is door een door de Raad overeenkomstig deel III, titel III, hoofdstuk IV, van de Grondwet vastgestelde maatregel, zijn de desbetreffende bepalingen van de Grondwet van toepassing op Denemarken wat betreft die maatregel.

Artikel 7

Indien Denemarken niet gebonden is door een overeenkomstig deel III, titel III, hoofdstuk IV, van de Grondwet vastgestelde maatregel, mag deze maatregel voor Denemarken geen andere financiële gevolgen hebben dan de ermee gepaard gaande administratieve kosten voor de instellingen, tenzij de Raad met eenparigheid van stemmen anders besluit, na raadpleging van het Europees Parlement.