Gekwalificeerde meerderheid

Uitleg en achtergrond van een zwaarbevochten definitie

[document-ikoon]Veel besluiten in de Europese ministerraden kunnen na invoering van de grondwet worden genomen met een gekwalificeerde meerderheid. Wat is dat en waarom is een gewone meerderheid niet goed genoeg?

55% van de lidstaten, maar minimaal 15, die minstens 65% van de bevolking vertegenwoordigen. Dat is het criterium voor een gekwalificeerde meerderheid, omschreven in artikel I-25.

In dat artikel wordt ook de blokkerende minderheid gedefinieerd: die moet uit minimaal 4 landen bestaan, die uiteraard meer dan 35% van de bevolking vertegenwoordigen. Zie rekenvoorbeeld. Let wel: onthoudingen tellen mee bij het berekenen van de blokkerende minderheid!

De voorwaarde dat minimaal 15 landen vóór moeten stemmen, zal tegen de tijd dat de nieuwe rekenwijze wordt ingevoerd (1 november 2009) misschien al zijn achterhaald. Waarschijnlijk zijn Bulgarije en Roemenië en misschien ook Kroatië dan al toegetreden, zodat de Unie uit 27 of 28 lidstaten zal bestaan. 55% van 28 = 15,4 lidstaat.

In een aantal gevallen wordt de drempel voor het aantal inwoners verhoogd van 65 naar 72%. Dat gebeurt als het betreffende voorstel niet afkomstig is van de Commissie of van de EU-minister van Buitenlandse Zaken. Dat zal niet vaak gebeuren, aangezien op vrijwel alle beleidsterreinen alleen de Commissie het recht van initiatief heeft. Op het gebied van Justitie en Binnenlandse Zaken kunnen de lidstaten wel zelf met een voorstel komen.

In een protocol dat bij de grondwet hoort is vastgelegd dat deze gekwalificeerde meerderheid pas op 1 november 2009 van kracht zal worden. Tot die tijd geldt de huidige formule.

Voorgeschiedenis

De meerderheidsberekening is de uitkomst van lange politieke discussies. Het is een andere formule dan de huidige, die gebruikt wordt sinds de inwerkingtreding van het beruchte Verdrag van Nice[link naar andere website]. In dat verdrag werd aan elke lidstaat een aantal stemmen toegekend, in totaal 321; voor een gekwalificeerde meerderheid zijn 232 stemmen nodig, en 13 landen. (232 stemmen betekent 72% van het totaal, iets minder dan de 74% die in Nice werd afgesproken.) Zie de tabel op deze pagina[link naar andere website] voor de stemmen van elke lidstaat. Er werd ook een 'demografische clausule' ingevoerd, die bepaalt dat de voorstemmers minstens 62% van de bevolking dienen te vertegenwoordigen.

Interessant is dat Nederland nu precies één stem meer heeft dan andere kleine landen. Opvallend is ook dat Polen en Spanje net iets minder stemmen hebben dan de echt grote landen. En dat was nou precies het heikele punt, de reden dat de ontwerp-grondwet in 2003 niet werd aangenomen. Polen en Spanje hebben elk bijna net zoveel stemmen als Duitsland - waar meer mensen wonen dan in de twee landen bij elkaar. Polen en Spanje waren niet bereid akkoord te gaan met het opgeven van hun bevoorrechte posities. Pas nadat in 2004 nieuwe regeringen waren aangetreden in Warschau en Madrid, kon de grondwet worden aanvaard. Wel werd gekozen voor andere percentages dan in het ontwerp voor de grondwet, waar nog gesteld werd dat 50% van de lidstaten en 60% van de bevolking een gekwalificeerde meerderheid vormde.

Waarom zo moeilijk doen?

Waarom niet een gewone meerderheid gebruiken, of desnoods een twee-derde meerderheid? De gekwalificeerde meerderheid is een compromis tussen de macht van soevereine staten en de macht van het getal. Als alle lidstaten evenveel invloed zouden hebben, zou het nietige Malta evenveel te zeggen hebben als Duitsland, waar 200 keer meer mensen wonen. Anderzijds is datzelfde nietige Malta wel een zelfstandige staat, dat zich niet zomaar aan de wensen van grotere landen hoeft aan te passen. Vandaar dat gekozen is voor een formule waarin zowel het aantal inwoners als het aantal staten meetelt.

Wiskunde

Veel mensen hebben zich afgevraagd met welke combinaties een gekwalificeerde meerderheid kan worden gevormd. Wij maakten daartoe een interactieve stemmachine, een rekenhulp waarmee u zelf kunt zien in welke situatie een lidstaat de doorslag kan geven.
De economen Baldwin en Widgren[link naar andere website] hebben hier een aantal papers over geschreven. Zij concluderen onder meer dat de besluitvaardigheid onder de grondwet twee keer zo groot wordt als in de huidige situatie, omdat er veel meer combinaties mogelijk zijn die een gekwalificeerde meerderheid vormen.
De Poolse wiskundigen Zyczkowski en Slomczynski pleiten[link naar andere website] voor toepassing van de wet van Penrose: de beste verdeling is die waarin elk land een aantal stemmen krijgt evenredig aan de wortel uit het aantal inwoners. Zij stellen voor om alleen het aantal inwoners als criterium te gebruiken, met 62% als minimum voor een meerderheid.

Andere gangbare benamingen voor het systeem van stemmen met gekwalificeerde meerderheid: dubbele meerderheid en versterkte meerderheid.

Noodremprocedure

Op een paar terreinen is een procedure ingebouwd waarmee een lidstaat aan de noodrem kan trekken om een besluit tegen te houden. Het gaat om enkele aspecten van sociale zekerheid en justitie (zie overzicht). Het wetsvoorstel wordt dan aan de Europese Raad voorgelegd. Die kan vervolgens binnen vier maanden twee dingen doen:

  1. terugsturen naar de betreffende vakraad, die dan alsnog met gekwalificeerde meerderheid moet besluiten;
  2. de opstellers (Commissie of groep landen) vragen een nieuw voorstel te doen.